De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet het benodigde onderscheid heeft gemaakt tussen enerzijds de vraag of X de tennisaccommodatie heeft bestemd voor de exploitatie ervan om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen en anderzijds de vraag of die exploitatie gepaard gaat met dienstverlening onder bezwarende titel.

Gemeente X laat een tennispark aanleggen. De kosten van het project bedragen ruim € 2,1 mln. Voor groot onderhoud en dergelijke is X jaarlijks € 10.000 kwijt en aan subsidies aan de tennisvereniging € 7000. Aan huur brengt X € 15.000 in rekening aan de tennisvereniging. Deze huur is gebaseerd op het gemeentelijke accommodatiebeleid. In geschil is of X een economische activiteit verricht en of het verlaagde BTW-tarief daarop van toepassing is. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de overwegingen van het hof blijk geven van een onjuiste rechtsopvatting. Het hof heeft namelijk niet het benodigde onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vraag of X de tennisaccommodatie heeft bestemd voor de exploitatie ervan om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen en anderzijds de vraag of die exploitatie gepaard gaat met dienstverlening onder bezwarende titel. Ook heeft het hof bij de beantwoording van deze vragen ten onrechte doorslaggevend betekenis toegekend aan de omstandigheid dat het verrichten van een activiteit is ingegeven door een algemeen of publiek belang. Verder is ook niet relevant of met de exploitatie van een lichamelijke zaak al dan niet winst is beoogd of (zal worden) behaald. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden en geeft daarbij een uitgebreide handreiking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 9

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 november

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen