D houdt 33% van de aandelen in W bv en, via belanghebbende, X bv, 33% van de aandelen in T bv. W bv verwerft voor € 1 van de NS een hoeveelheid grondposities langs het spoor. Tevens ontvangt W bv daarbij een toebetaling van € 8.750.000 van de NS. X bv verkoopt vervolgens haar aandelen W bv en T bv aan de twee andere aandeelhouders van T bv: Y bv en C bv. Bij de verkoop wordt overeengekomen dat D voor een periode van 10 jaren zijn kennis en relaties bij gelegenheid zal aanwenden voor W bv. In geschil is of de vergoeding van € 4,4 mln voor de aandelen is belast met btw. X bv is van mening dat er sprake is van een van btw vrijgestelde overdracht van aandelen. De inspecteur is echter van mening dat er sprake is van een niet van btw vrijgestelde dienst, bestaande uit het door X bv en D blijvend ter beschikking stellen van haar kennis en contacten.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur er niet in slaagt aannemelijk te maken dat iets anders is overeengekomen dan de verkoop van een pakket aandelen voor de prijs van € 4,4 mln. Volgens de rechtbank blijkt uit de akte slechts dat D gedurende 10 jaren zijn kennis en contacten niet mag gebruiken zonder eerst W BV daarin te kennen en haar de gelegenheid te bieden van eventueel daaruit voortvloeiende aanbiedingen gebruik te maken. Er is dan geen sprake van dat de overdrachtsprijs betrekking heeft op het door X bv en/of D beschikbaar (blijven) stellen van kennis en belangrijkste klantcontacten aan W BV. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11