Advocaat-generaal IJzerman gaat in op de ontvankelijkheidsvraag bij bezwaren en beroepen waarin wordt verzocht om een hogere WOZ-waarde.

Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een onroerende zaak die hij gebruikt als kantoor. Dit object heeft op 1 januari 2013 een bedrijfsbestemming. X ageert tegen de WOZ-waarde 2013 die door de heffingsambtenaar van de gemeente Hellevoetsluis is vastgesteld op € 45.000. X wil dat de waarde net zoals in voorgaande jaren wordt vastgesteld op € 394.000. Zowel Rechtbank Rotterdam als Hof Den Haag oordelen dat X geen procesbelang heeft.

Advocaat-generaal IJzerman gaat in op de ontvankelijkheidsvraag bij bezwaren en beroepen waarin wordt verzocht om een hogere WOZ-waarde. Ook zonder wijziging van art. 29 Wet WOZ (waarin verhoging van de WOZ-waarde wettelijk mogelijk is gemaakt) is een beroep waarin wordt verzocht om een hogere WOZ-waarde naar het oordeel van de A-G ontvankelijk. Het oogmerk van de indiener van het rechtsmiddel is namelijk niet relevant bij de ontvankelijkheidsvraag. Het gaat erom dat er de theoretische mogelijkheid bestaat dat het rechtsmiddel de belanghebbende in een betere positie kan brengen en dat is hier het geval, al lijkt het de A-G heel onwaarschijnlijk dat het procesverloop ooit zal kunnen uitkomen op een waardering lager dan € 45.000. Met de wijziging van art. 29 Wet WOZ per 1 oktober 2015 is er sowieso een procesbelang bij de vaststelling van een hogere WOZ-waarde. Vanwege ontbreken van overgangsrecht gaat de A-G namelijk uit van onmiddellijke (processuele) werking van deze bepaling. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X gegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 29

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 6 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen