Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing niet in strijd is met art. 1 EP. De wetgever is niet getreden buiten de hem toekomende ruime beoordelingsmarge, en een belastingdruk van 46,25% is niet buitensporig.

Het vermogen van X bedraagt op 1 januari 2013 circa € 1,7 mln. Het vermogen bestaat bijna geheel uit spaartegoeden. Hiermee behaalt X een rendement van € 45.284. Aan vermogensrendementsheffing is X € 20.945 verschuldigd. In de loop van 2013 vervallen twee termijndeposito's. Met de hieruit vrijgekomen middelen lost X € 1 mln af op zijn eigenwoningschuld. In geschil is of de vermogensrendementsheffing in strijd is met art. 1 EP.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in 2013 niet in strijd is met art. 1 EP. De rechtbank wijst daarbij op de uitspraak van Hof 's-Hertogenbosch van 2 juni 2017, nr. 15/01363. Verder is er volgens de rechtbank ook geen sprake van een individuele en buitensporige last. Daarbij is niet van belang dat de deposito's maar een deel van het jaar hebben gerendeerd, omdat 1 januari 2013 de peildatum voor de rendementsgrondslag is. De wetgever is volgens de rechtbank niet getreden buiten de hem toekomende ruime beoordelingsmarge. Ook verwerpt de rechtbank de stelling van X dat bij het vaststellen van het rendement rekening moet worden gehouden met de inflatie. De belastingdruk van 46,25% is volgens de rechtbank niet buitensporig.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 9 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen