De Hoge Raad oordeelt dat alleen als X bv zowel de rechtstreeks gerechtigde als de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend is, slechts dan kan zij aanspraak maken op verrekening of teruggaaf van de dividendbelasting.

X bv is onderdeel van een internationaal bankconcern. Haar enig aandeelhouder is een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap (hierna: de moeder). Enig aandeelhouder van de moeder is een eveneens in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap (hierna: de grootmoeder). X bv koopt AEX-aandelen (‘long stock’) en verkoopt beursgenoteerde termijncontracten (‘futures’) met betrekking tot deze aandelen (‘short future’). De aandelen worden uitgeleend (‘stock lending’) aan de grootmoeder. De aandelen staan op een depotrekening van de grootmoeder bij een bank in Frankrijk. Kort voor de dividenduitkeringen worden de aandelen teruggeplaatst op een depotrekening van X bv bij dezelfde bank. X bv verrekent in haar VPB-aangiften vervolgens de Nederlandse dividendbelasting. In geschil is de VPB-navorderingsaanslag 2007/2008, waarbij deze verrekening is teruggenomen, alsmede de informatiebeschikking. Volgens Hof Amsterdam wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor het verrekenen van de dividendbelasting. De ‘stock lending’ maakt namelijk dat X bv niet langer de juridische eigenaar (aandeelhouder) is. X bv is ook niet de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend. De informatiebeschikking is rechtsgeldig, omdat X bv niet voldoet aan haar administratieplicht. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat voor wat betreft de navorderingsaanslag verwijzing moet volgen. De wettelijke maatregel tegen dividendstripping bevat een uitputtende regeling van gevallen waarin de aandeelhouder als rechtstreeks gerechtigde die vrijelijk over de dividenden kan beschikken en niet optreedt als zaakwaarnemer of lasthebber, toch niet de uiteindelijk gerechtigde is. In andere gevallen, die niet onder deze uitzonderingssituatie zijn te brengen, staat deze maatregel niet eraan in de weg dat die aandeelhouder de hoedanigheid van uiteindelijk gerechtigde heeft. Het verwijzingshof moet opnieuw onderzoeken (i) of X bv, telkens op het moment van uitkering van dividenden, opbrengstgerechtigde was in die zin dat zij als houder van de AEX-aandelen civielrechtelijk gerechtigd was tot die dividenden, en (ii) of zij tevens uiteindelijk gerechtigde tot die dividenden was. Als na verwijzing komt vast te staan dat X bv naar Frans recht, telkens op het moment waarop daarop dividenden werden uitgekeerd, had te gelden als houder van de AEX-aandelen en zij op grond daarvan dus als opbrengstgerechtigde wordt aangemerkt, heeft zij in beginsel de hoedanigheid van uiteindelijk gerechtigde wanneer zij vrijelijk over die dividenden kon beschikken (zie HR 6 april 1994, 28.638, V-N 1994/2046, 9). Als na verwijzing komt vast te staan dat X bv in beginsel de hoedanigheid van uiteindelijk gerechtigde heeft, zal het verwijzingshof voorts de nog onbehandeld gebleven geschilpunten moeten beoordelen. Alleen als X bv zowel de rechtstreeks gerechtigde als de uiteindelijk gerechtigde tot het dividend is, slechts dan kan zij aanspraak maken op verrekening of teruggaaf van de dividendbelasting. Voor zover nodig moet het verwijzingshof ook onderzoeken of X bv een vaste inrichting heeft in het Verenigd Koninkrijk en, zo ja, welk bedrag van haar winst daaraan toerekenbaar is. Voor wat betreft de informatiebeschikking doet de Hoge Raad de zaak zelf af. De administratie van X bv met betrekking tot (de voorwaarden van) de aandelenleningen voldoet aan de wettelijk eisen. Uit de administratie blijkt duidelijk welke rechten en verplichtingen X bv op grond van de aandelenleningen heeft, evenals de gegevens die van belang zijn voor de verrekening van de dividendbelasting. Het beroep van X bv is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet bestuursrecht 8:29

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 25

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Dividendbelasting, Vennootschapsbelasting

Editie: 22 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

1126

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen