De Hoge Raad oordeelt dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet bevoegd is om de zaak terug te wijzen naar het Gerecht in eerste aanleg in de situatie dat hij anders dan de eerstelijnsrechter concludeert dat de aanslag en boete tijdig zijn opgelegd en de zaak dus inhoudelijk behandeld moet worden. De Hoge Raad oordeelt verder dat de wet- en regelgeving in Curaçao niet voorziet in toekenning van een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn.

Aan belanghebbende, X, is een verzuimboete opgelegd wegens het niet tijdig indienen van de Curaçaose aangifte winstbelasting. In geschil of de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (hierna: het Hof) oordeelt anders dan het Gerecht in eerste aanleg dat de naheffingsaanslag en de boete tijdig zijn opgelegd en het beroep inhoudelijk moet worden behandeld. Het Hof vernietigt de uitspraak in eerste aanleg en wijst de zaak terug naar het Gerecht.

De Hoge Raad oordeelt dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie niet bevoegd is om de zaak terug te wijzen naar het Gerecht in eerste aanleg in de situatie dat hij anders dan de eerstelijnsrechter concludeert dat de aanslag en boete tijdig zijn opgelegd en de zaak dus inhoudelijk behandeld moet worden. Terugwijzing is op basis van de Curaçaose wet- en regelgeving namelijk alleen toegestaan als het Gerecht in eerste aanleg ten onrechte onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken. De Hoge Raad oordeelt verder dat de wet- en regelgeving in Curaçao niet voorziet in toekenning van een immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn. Bij constatering dat de redelijke termijn is overschreden, zal het Hof moeten volstaan met die constatering; alleen de burgerlijke rechter is bevoegd om de belanghebbende een schadevergoeding toe te kennen. De overschrijding van de redelijke termijn kan wel de boetebeschikking raken, dit heeft het Hof miskend. Daarvoor gelden de algemene uitgangspunten en regels uit HR 22 april 2005, 38257, V-N 2005/22.6. Het gevolg dat het Hof zal verbinden aan een door hem vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn kan in cassatie slechts worden getoetst op begrijpelijkheid (vgl. HR 19 december 2008, 42763, V-N 2008/62.7, r.o. 4.9). Als het Hof de boete vernietigt en compensatie voor overschrijding van de redelijke termijn zou moeten worden verleend in de vorm van een schadevergoeding geldt ook hier dat alleen de burgerlijke rechter hierover bevoegd is.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 22 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

207

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen