De heer X voldoet op 24 oktober 2012 BPM op aangifte. X tekent hier vervolgens bezwaar tegen aan. De inspecteur doet pas op 4 maart 2015 uitspraak op bezwaar. X gaat op 2 april 2015 in beroep. Op 15 oktober 2015 is het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet voldoen van griffierecht. Het daartegen gerichte verzet is gegrond verklaard, omdat in de uitspraak van 15 oktober 2015 niet is beslist over het verzoek om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het verzoek om schadevergoeding ook niet-ontvankelijk is vanwege de samenhang tussen het beroep en het onderhavige verzoek. Er kan in het midden blijven in hoeverre dit anders was geweest als de redelijke termijn in de beroepsfase was overschreden. Sinds de indiening van het beroepschrift is namelijk minder dan anderhalf jaar verstreken. Uit HR 4 maart 2016, nr. 15/02922, V-N 2016/15.12 blijkt dat niet is uitgesloten dat bij een niet-ontvankelijk beroep toch een vergoeding wordt toegekend voor geleden immateriële schade. Voorwaarde is dan wel dat de zaak inhoudelijk door de rechter is beoordeeld.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73