Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inrit feitelijk voor het openbaar rij- of ander verkeer openstond, aangezien er geen feitelijke of juridische maatregelen waren getroffen om deze de toegang te beletten.

De heer X is houder van een personenauto, waarvan het kenteken is geschorst. Tijdens de schorsing is geconstateerd dat de auto is geparkeerd op de inrit van een garage. X is eigenaar van het betreffende showroomterrein. De groenstrook en de grond waarop de inrit zich bevindt, zijn eigendom van de gemeente. In geschil is de MRB-naheffingsaanslag, alsmede de 100% verzuimboete van € 506. Rechtbank Haarlem constateert dat de inspecteur de hoorplicht geschonden, doch handhaaft de aanslag en de boete. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de inrit feitelijk voor het openbaar rij- of ander verkeer openstond, aangezien er geen feitelijke of juridische maatregelen waren getroffen om deze de toegang te beletten. De inrit waarop de auto stond, was dus aan te merken als een weg in de zin van art. 5 Wet MB 1994. Deze conclusie wordt ondersteund door de omstandigheid dat derden ook vaak parkeren op de inrit. De naheffing is dus terecht. Gelet echter op de onduidelijkheid over het begrip weg dient de boete gematigd te worden tot € 50. Het beroep van X is in zoverre gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 5

Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 37

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 13 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen