Belanghebbende, X, heeft buiten de termijn bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2004 tot en met 2007. In geschil is de ontvankelijkheid van de bezwaren van X tegen de aanslagen 2004 en 2005 en de beroepen tegen de aanslagen 2006 en 2007.
Hof Amsterdam (EK I, 6 maart 2014, 13/00032, 13/00033, 13/00034 en 13/00035, V-N 2014/28.1.1) oordeelt dat van een verschoonbare termijnoverschrijding in de beroepsfase geen sprake kan zijn nu X pas vier weken nadat hij de uitspraken op bezwaar heeft gekregen van de curator beroep heeft ingesteld. In het algemeen geldt hiervoor een termijn van twee weken, aldus het hof. X heeft dus niet zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd, beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen 2004 en 2005 op grond van het voorgaande terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof volgt ook de beslissing van de rechtbank dat de inspecteur de bezwaren over de jaren 2004 en 2005 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. Het hof volgt de conclusie van de rechtbank dat de aanslagen X niet persoonlijk hebben bereikt omdat hij ten tijde van het verzenden van de aanslagen op een ander adres dan het gba-addres verbleef. Onder deze omstandigheden is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11