Rechtbank en hof gaan ervan uit dat belanghebbende, vof X, gedurende het gehele jaar 2009, het jaar waarover is nageheven, heeft bestaan als een vof. Bij nader inzien is de Advocaat-Generaal evenwel gebleken dat daarover twijfel mogelijk is, omdat een van de voormalige vennoten van vof X, A, tot 1 oktober 2009 een agrarisch loonbedrijf exploiteerde in de vorm van een eenmanszaak, onder de naam X. Op 1 oktober 2009 hebben deze voormalige vennoot en B een overeenkomst gesloten ter zake van het oprichten van een vof, de belanghebbende in deze procedure. In die overeenkomst is bepaald dat de vof is aangevangen op 1 oktober 2009. Slechts drie maanden later, per 31 december 2009, is vof X ontbonden. In geschil zijn de aan X opgelegde naheffingsaanslag loonheffing over het jaar 2009 en de bijbehorende boetebeschikking. X komt uiteindelijk in cassatie en betoogt dat aan een ontbonden vof geen belastingaanslag en evenmin een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
De Hoge Raad overweegt voor zover het gaat om de boete met betrekking tot de loonheffing die op of na 1 juli 2009 op aangifte had moeten worden afgedragen, artikel 5:1, lid 3, Awb geldt. Er wordt voor de bestuurlijke beboeting aangeknoopt bij het strafrecht. Voor het strafrecht geldt dat vervolging van een rechtspersoon of een voor de toepassing van artikel 51 Sr daarmee gelijkgestelde entiteit niet meer kan aanvangen indien voor derden kenbaar is dat die rechtspersoon of entiteit ontbonden is. Volgens de Hoge Raad moet het verwijzingshof vaststellen of, en zo ja, wanneer, de ontbinding van X voor derden bekend is geworden dan wel de inspecteur daarvan op de hoogte is geraakt en wanneer de boete voor het eerst is aangekondigd. Ambtshalve overweegt de Hoge Raad dat de bestreken naheffingsaanslag betrekking heeft op het gehele jaar 2009. Dus ook op loonheffing die had moeten worden ingehouden in tijdvakken die waren gelegen voor de schriftelijke vastlegging van het firmacontract in oktober 2009. Volgens de Hoge Raad kan aan de bepaling dat een personenvennootschap met terugwerkende kracht is overeengekomen, niet de betekenis worden toegekend dat die vennootschap als inhoudingsplichtige kan worden aangemerkt vóór het moment waarop zij tot stand is gekomen en als zodanig aan het maatschappelijk verkeer is gaan deelnemen. Het oordeel van het hof op dit punt is onjuist of behoeft nadere motivering indien het hof ervan is uitgegaan dat de vennoten zich reeds voor de schriftelijke vastlegging van het firmacontract jegens elkaar zijn gaan gedragen als vennoten in een vof en zich toen ook aan derden als zodanig hebben gepresenteerd. Ook op dit punt volgt verwijzing. Het beroep in cassatie is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Algemene wet bestuursrecht 5:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting, Fiscaal ondernemingsrecht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 oktober