Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de helft van het ab-inkomen aan X heeft toegerekend. X slaagt er namelijk niet in om overtuigend aan te tonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.

Y, de echtgenoot van belanghebbende, X, houdt de aandelen in X bv. In 2011 keert X bv € 750.000 aan dividend uit aan Y. In haar IB-aangifte verantwoordt X geen ab-inkomen, en ook geen box 3-inkomen. De inspecteur corrigeert de aangifte en rekent de helft van het ab-inkomen (ruim € 1 mln) toe aan X. X is het daar niet mee eens.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de helft van het ab-inkomen aan X heeft toegerekend. Nu X, samen met Y, over vermogen beschikt, en desondanks geen box 3-inkomen heeft aangegeven, heeft zij niet de vereiste aangifte gedaan. X moet dan ook overtuigend aantonen dat de uitspraak op bezwaar onjuist is. Volgens de rechtbank slaagt X daar niet in. Onder verwijzing naar de uitspraak in de zaak van Y (nr. 16/9274), stelt de rechtbank vast dat de inspecteur het ab-inkomen correct heeft vastgesteld.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 23 oktober

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen