Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het door F bv genoten voordeel moet worden aangemerkt als dividend voor de toepassing voor de Wet dividendbelasting. Het is dan tevens aan te merken als dividend in de zin van de BRK. De naheffingsaanslag dividendbelasting is terecht opgelegd.

E woont in België. Hij houdt via zijn Antilliaanse bv, F bv, 4,25% van de aandelen in belanghebbende, X bv. In 2002 koopt X bv de aandelen in voor ruim € 1,9 mln. De inspecteur legt in verband met de inkoop een naheffingsaanslag dividendbelasting op aan X bv. In geschil is of het heffingsrecht over het door F bv gerealiseerde voordeel op grond van de BRK aan Nederland toekomt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het door F bv genoten voordeel moet worden aangemerkt als dividend voor de toepassing voor de Wet dividendbelasting. Het is dan tevens aan te merken als dividend in de zin van de BRK. Vervolgens stelt het hof vast dat het belang van F bv in X bv niet kan worden aangemerkt als een gelijkgestelde deelneming. Het hof overweegt daarbij dat F bv moet worden aangemerkt als een niet-moeiende beleggingsmaatschappij. De naheffingsaanslag is dan ook terecht opgelegd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de dividendbelasting 1965 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Dividendbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 31 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen