Volgens Rechtbank Noord-Nederland heeft de wetgever zich kennelijk niet gerealiseerd dat in bepaalde gevallen aan mantelzorgers geen mantelzorgcompliment kan worden verstrekt, zoals in het geval van X. De rechtbank verleent X alsnog de partnervrijstelling.

Belanghebbende, X, verzorgt sinds 2003 – als mantelzorger – haar zieke ouders. In 2004 overlijdt de vader van X. A, de moeder van X, overlijdt op 18 oktober 2010. In de aangifte erfbelasting meldt X dat zij een samenwonende mantelzorger was, en dus recht heeft op de partnervrijstelling. De inspecteur is echter van mening dat X geen recht heeft op de partnervrijstelling. X kan namelijk niet een mantelzorgcompliment over het jaar 2009 overleggen.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X – ondanks het ontbreken van een mantelzorgcompliment over het jaar 2009 – recht heeft op de partnervrijstelling. De rechtbank overweegt dat het vereiste van een mantelzorgcompliment per 1 januari 2010 in de SW is opgenomen. Vervolgens neemt de rechtbank in overweging dat bij een overlijdensgeval in 2010 een mantelzorgcompliment over het jaar 2009 is vereist en dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (ICZ) niet met terugwerkende kracht een indicatiebesluit kan afgeven waardoor het SVB niet met terugwerkende kracht een mantelzorgcompliment over 2009 kan afgeven. De rechtbank merkt dan ook op dat wetgever zich kennelijk niet heeft gerealiseerd dat juist in de gevallen dat inwonende kinderen mantelzorg verlenen indicatiestellingen achterwege (kunnen) blijven waardoor ook geen mantelzorgcompliment wordt afgegeven, terwijl dit juist de nieuw ingevoerde voorwaarde voor de partnervrijstelling is geworden. De rechtbank vermindert de aanslag erfbelasting naar nihil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 32

Successiewet 1956 1a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Oost-Nederland

Editie: 22 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen