Broer en zus bezitten ieder 50% van de aandelen in G bv. De broer exploiteert via een andere bv een juweliersbedrijf dat is gevestigd in een pand van H bv, een 100%-dochter van G bv. De verhouding tussen de broer en zus is dermate moeizaam dat sprake is van een bestuursvacuüm. G bv wordt daarom juridisch gesplitst. De aandelen in H bv en effecten gaan over op X bv, een nieuwe holding van de zus. In geschil is of X bv voor de (indirecte) verkrijging van 50% van de waarde van het pand terecht een beroep doet op de splitsingsvrijstelling van de overdrachtsbelasting. Zowel in de VPB- als IB-sfeer is de splitsing vrijgesteld. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kan er bij louter passief vermogensbeheer geen sprake zijn van ‘zakelijke overwegingen op grond waarvan de splitsing heeft plaatsgevonden’. X bv gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de vrijstelling toch van toepassing kan zijn ondanks dat geen van de betrokken bv’s een onderneming drijft. Uit de jurisprudentie van het HvJ EU volgt namelijk dat dit bij fusies geen beletsel is en Richtlijn 2009/133/EG maakt geen onderscheid tussen fusies en splitsingen. De in art. 5c lid 1 Uitvoeringsbesluit BRV genoemde herstructurering of rationalisering van actieve werkzaamheden zijn niet meer dan voorbeelden van zakelijke overwegingen voor een splitsing. Het beroep van X bv is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof ‘s-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 5c
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv] 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Belastingen van rechtsverkeer, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 21 december