Rechtbank Overijssel oordeelt dat niet is vast komen te staan dat X meer afvalwater heeft geloosd dan door haar is opgegeven.

Belanghebbende, X, exploiteert een groothandel in zeevis gevestigd in Bunschoten-Spakenburg. Uit onderzoek van het waterschap blijkt dat het aantal vervuilingseenheden dat de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Amersfoort te verwerken krijgt, beduidend hoger is dan het aantal vervuilingseenheden dat via de zuiveringsheffing wordt geïnd. Tijdens dat discrepantieonderzoek komt vast te staan dat de discrepantie in belangrijke mate teruggevoerd kan worden op het industrieterrein waarop het bedrijf van X is gevestigd. Omdat gebleken is dat X in april 2007 een vergistingsinstallatie in gebruik heeft genomen en het algemeen bekend is dat vanuit deze installaties, naast de lozing van afvalwater, grote hoeveelheden digestaat vrijkomen, is X verzocht nadere gegevens te verschaffen. De heffingsambtenaar van Tricijn belastingen stelt vervolgens nadere vragen aan X, omdat intensivering van de handhavingsactiviteiten, de vuilvracht afkomstig van het industrieterrein ineens zeer sterk gedaald bleek te zijn tot een niveau overeenkomend met het totaal aantal vervuilingseenheden dat voor dat industrieterrein wordt berekend. Vervolgens legt de heffingsambtenaar de in geschil zijnde aanslagen zuiveringsheffing over de jaren 2008 tot en met 2010 met vergrijpboeten op.

Rechtbank Overijssel oordeelt dat niet is vast komen te staan dat X meer afvalwater heeft geloosd dan door haar is opgegeven. Volgens de rechtbank is er onvoldoende bewijs voor de conclusie van het waterschap dat X illegaal heeft geloosd op het gemeenteriool. De nader aan X opgelegde aanslagen en de vergrijpboetes kunnen om die reden niet in stand blijven.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 21 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen