X maakt bezwaar tegen aanmaningskosten van € 15 wegens het niet tijdig betalen van een aanslag IB/PVV. De inspecteur verklaart het bezwaar gegrond, herroept de aanmaningskosten, maar verzuimt de gevraagde kostenvergoeding toe te kennen. Hij doet dit alsnog, maar pas nadat X beroep heeft ingesteld. Rechtbank Den Haag verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat X de gevraagde kostenvergoeding al heeft gekregen. De rechtbank veroordeelt de inspecteur wel in de door X gemaakte proceskosten voor het beroep. Bij het vaststellen van de kosten gaat de rechtbank uit van een wegingsfactor 0,25, omdat in beroep slechts de vergoeding van proceskosten in bezwaar in het geding was.
Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank in een procedure waar uitsluitend de vergoeding van proceskosten in geschil is, het gewicht van de zaak mag vaststellen op 0,25. Dit is in overeenstemming met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de gemachtigde. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75