Belanghebbende, X, is directeur en enig aandeelhouder van E bv. Naar aanleiding van een onderzoek van de FIOD heeft de inspecteur diverse correcties aangebracht op de aangiften IB/PVV van X over de jaren 2007 t/m 2009.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 17 maart 2015, 14/00082, 14/00083 en 14/00084, V-N Vandaag 2015/741) oordeelt dat X zijn werkzaamheden als advocaat/juridisch adviseur zelfstandig en voor eigen rekening heeft verricht en daarbij ondernemersrisico heeft gelopen. Dat betekent dat X in 2008 en 2009 winst uit onderneming heeft genoten. Aan de primaire stelling van de inspecteur dat er sprake is van een regulier voordeel uit aanmerkelijk belang omdat de werkzaamheden via E bv zouden zijn verricht, komt het hof niet toe. Het hof oordeelt verder dat de inspecteur ter zake van een door de koper schuldig gebleven koopsom van een pand, de rente terecht heeft verhoogd naar 7% (2007), 7,5% (2008) en 5% (2009). Er is sprake van een schuldig gebleven koopsom waarvoor geen geldleningsovereenkomst is opgemaakt, geen zekerheden zijn gesteld en geen aflossing is overeengekomen. Het hof volgt het standpunt van X dat in verband met een verplichting tot betaling van kinderalimentatie de box-3-grondslag voor 2009 verminderd moet worden naar nihil. De inspecteur heeft verder ten onrechte fictief loon van X vanuit E bv in aanmerking genomen. Voor het jaar 2007 beroept de inspecteur zich terecht op omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte. Gelet op al het voorgaande is het hoger beroep van X deels gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet op de loonbelasting 1964 12a
Wet inkomstenbelasting 2001 4.12
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 8 april