X verzoekt op 13 november 2014 om herziening van de uitspraak van het hof van 14 augustus 2009. Daarin worden navorderingsaanslagen ib/pvv gehandhaafd die aan hem zijn opgelegd vanwege verzwegen inkomsten uit hennepteelt. In het herzieningsverzoek beroept X zich op een arrest van de afdeling strafrecht van het hof van 7 juni 2013, waarbij de ten aanzien van hem gevorderde ontneming zoals bedoeld in art. 36e Sr is afgewezen. Het hof heeft in dat arrest onder andere overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat X betrokken is geweest bij de handel in verdovende middelen.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 21 mei 2015, 14/01022, V-N Vandaag 2015/1544) beslist dat het herzieningsverzoek niet onredelijk laat is ingediend en dat het ontvankelijk is. Het hof is van mening dat in het herzieningsverzoek geen nova kunnen worden gevonden. De omstandigheid dat de strafrechter aan een feitencomplex een andere bewijsrechtelijke weging geeft dan de belastingrechter die hetzelfde feitencomplex beoordeelt, kan niet als een novum worden aangemerkt. Ook niet als het gaat om het oordeel van de strafkamer van hetzelfde hof dat de gewraakte (belasting) uitspraak heeft gedaan. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:88