Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat een woningeigenaar bij de belastingrechter niet kan klagen over de onderlinge verhouding van de WOZ-waarden in een wijk.

X komt in hoger beroep tegen de WOZ-beschikkingen 2020 en 2021 van zijn woning.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat een woningeigenaar bij de belastingrechter niet kan klagen over de onderlinge verhouding van de WOZ-waarden in een wijk.  Het betoog van X komt er op neer dat andere woningen in zijn straat zonder goede verklaring een lagere WOZ-waarde hebben. Zoals het hof ter zitting uiteen heeft gezet zou het kunnen zijn dat andere woningen te laag zijn gewaardeerd, maar dat is niet ter beoordeling door het hof. Het pijnpunt van X zit er vooral in dat hij een consistente behandeling wenst met de andere woningeigenaren in zijn straat. Indien de andere woningen (nagenoeg) dezelfde WOZ-waarde zouden hebben als zijn woning, zou daarmee de door hem ervaren ongelijkheid zijn weggenomen. Daarvoor is echter geen rol weggelegd voor de belastingrechter. Het gaat in deze zaak immers enkel om de vraag of de WOZ-waarde van de woning van X niet te hoog is, de belastingrechter kan niet de WOZ-waarde van andere woningen verhogen. Een beroep op de meerderheidsregel kan X hier ook niet baten omdat X heeft erkend dat de vergeleken woningen niet nagenoeg identiek zijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 23 juni

41

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen