X1 en X2 zijn echtgenoten van elkaar en beiden vennoot in een vof die zich bezighoudt met de ambulante handel in vis en visverwerking. In mei 2005 ontvangt de FIOD-ECD spontane renseignementen van het Bundesamt für Finanzen. In juli 2005 wordt X1 geïdentificeerd als de persoon die in de renseignementen voorkwam. In 1996 blijkt X1 voor DM 627.000 te hebben belegd bij de Deutsche Bank in Zwitserland. In mei 2006 wordt aan X1 het formulier opgave buitenlands vermogen toegestuurd. Aangezien X1 ontkent geld te hebben belegd bij de Deutsche bank, wordt vervolgens een groot aantal ib/pvv/vb-navorderingsaanslagen met 100% vergrijpboetes opgelegd.
Rechtbank Haarlem oordeelt met betrekking tot de verlengde navorderingstermijn dat onvoldoende voortvarendheid is betracht. Er zijn namelijk zeven maanden verstreken zonder dat duidelijk is geworden dat dit noodzakelijk was om inlichtingen in te winnen. Op grond van het communautair evenredigheidsbeginsel worden de aanslagen tot en met het jaar 2000 daarom vernietigd. Met betrekking tot de overige aanslagen hebben X1 en X2 geen overtuigend bewijs aangedragen waaruit blijkt dat deze onjuist zijn of tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. De schattingen van de inspecteur zijn ook niet onredelijk. De boetes worden gematigd met 15%, aangezien de bewijslast is omgekeerd. In verband met het overschrijden van de redelijke termijn met meer dan twee jaar, worden de boetes nog eens verminderd met 20%. De beroepen van X1 en X2 zijn deels gegrond.