
Anne de Wit raakte tijdens haar studie al snel geïnteresseerd in btw. ‘Het is anders dan andere fiscale vakken. Het is feitelijker en juridischer en wat minder op de cijfers gericht. Het gaat heel erg over feiten en omstandigheden.’
Waarom ging je fiscaal recht studeren?
‘Ik vond het een lastige keuze. Ik keek er überhaupt niet naar uit om te gaan studeren. Sommige mensen stonden te popelen om naar de universiteit te gaan. Dat had ik niet. Mijn ouders stuurden me met lichte dwang naar alle introductiedagen. Uiteindelijk koos ik voor fiscaal recht. Rechten leek me sowieso wel leuk en op de middelbare school bij economie vond ik belastingen altijd wel interessant. Ik wist ook dat er zoiets bestond als internationale belasting. Het leek me wel een avontuur om in het buitenland te wonen en werken. Mijn tante was fiscalist en partner bij een groot kantoor. Zij had zo’n internationaal leven. Dan woonde ze in Milaan en dan weer in New York. Toen ik eenmaal ging studeren, vond ik fiscaal recht direct al boeiend, dus ik was wel blij met mijn keuze.’
Waarom vonden je ouders het belangrijk dat je naar de universiteit ging?
‘Mijn ouders waren accountants. Ze zijn nu met pensioen. Zij gingen niet meteen na de middelbare school studeren, maar deden later een deeltijdstudie. Ik denk dat ze mij de studententijd gunden die ze zelf niet echt hadden gehad.’
Btw is jouw specialisme. Waarom koos je daarvoor?
‘Dat vond ik het allerleukste vak. Omdat we goede docenten hadden, die het lesgeven combineerden met een adviesrol in de praktijk. Dat maakte de colleges levendig. Maar ook omdat het anders is dan andere fiscale vakken. Het is feitelijker en juridischer en wat minder op de cijfers gericht. Het gaat heel erg over feiten en omstandigheden. Wat doe je precies? Wie is daar verantwoordelijk voor? Hoe werkt het dan? Dus je moet heel goed weten wie je klant is en wat hij precies doet. De jurisprudentie vond ik ook heel interessant. Er is veel Europese jurisprudentie, over de meest uiteenlopende onderwerpen.’
Is het net zo internationaal als je verwachtte?
‘In eerste instantie wilde ik internationale bedrijven adviseren. Maar al na een paar maanden kwam ik daarvan terug. Ik heb gekozen voor overheidsinstellingen. Dat vind ik echt het allerleukste. Daar zie ik ook veel meer vaktechnische uitdagingen in. En uiteindelijk kreeg ik toch de kans om naar het buitenland te gaan. Ik heb voor BDO vier maanden in Suriname gewerkt om te helpen bij de invoering van de nieuwe btw-wet. Zij hebben pas sinds 1 januari 2023 btw. Voor die tijd hadden ze een sales tax, net zoals in Amerika. Het was een heel brede opdracht. Meedenken over beleidsbesluiten, het personeel van de Belastingdienst informeren over hoe de wet werkt, meedenken over hoe je het moet uitleggen aan consumenten. Het was een heel mooie ervaring.’
Waar kwam de keuze voor de overheid vandaan?
‘Dat had te maken met de vaktechnische kant. Want internationaal recht lijkt heel spannend, maar het gaat gewoon om ondernemers die btw-belaste diensten verrichten. Ze moeten altijd btw betalen. De vraag is alleen in welk land. Voor een overheidslichaam is het anders. Handelen zij als ondernemer? Voor een heel groot deel niet, dus ze hebben maar recht op een heel klein stukje aftrek. En btw werkt heel vaak juist kostenverhogend. Dus als je overheden goed kunt adviseren, kun je echt een verschil maken. Ik vind het ook interessant dat het over actuele thema’s gaat. Allerlei maatschappelijke opgaven passeren de revue, zoals opvang van vluchtelingen, energietransitie, woningnood. Het zijn onderwerpen waar ik zelf ook intrinsiek in geïnteresseerd ben. Het is leuk om daarover mee te denken en met een goed advies kun je een steentje bijdragen. Heel beperkt weliswaar, maar toch. Ook interessant is dat je soms moet laveren tussen politieke en fiscale belangen. Je moet op strategisch niveau kunnen meedenken met een klant. Dat vraagt om politieke voelsprieten. Het is net iets anders dan alleen maar op de inhoud adviseren.’
Wat zie jij tot nu toe als je belangrijkste successen?
‘Successen, dat vind ik lastig. Ik heb het zelf eerder over ervaringen of mijlpalen of nieuwe dingen die ik heb meegemaakt. De opdracht in Suriname was een van de mijlpalen uit mijn carrière. Verder vind ik het aantrekkelijk dat er steeds weer nieuwe dingen op mijn pad komen. Eerst begon ik met alleen gemeenten, maar dat breidde ik uit met provincies, waterschappen en nu ook de rijksoverheid. Zo blijf ik me steeds verder ontwikkelen. En ik ben door de NOB gevraagd om een cursus te geven. Dat vind ik ook interessant. Verder vind ik procederen voor een klant altijd heel bijzonder, omdat dat in mijn praktijk niet zo vaak voorkomt. Nu ga ik in een procedure voor een cliënt zelfs naar de Hoge Raad. Dat heb ik nog niet eerder gedaan. Nu nog hopen dat we gaan winnen.’
Waar zit jij over 5 of 10 jaar?
‘Zo ver kijk ik niet vooruit. Ik had 10 jaar geleden ook niet kunnen denken dat ik nog steeds bij BDO zou zitten. Ik wil mijn praktijk bij BDO verder uitbouwen en steeds nieuwe dingen doen. Naast mijn werk publiceer ik geregeld. Ik zou best eens een boek willen schrijven. Geen idee waarover. Het kan iets fiscaals zijn, maar ook iets totaal anders. Misschien wil ik ook nog iets doen op de universiteit. Nu geef ik bij Erasmus Fiscal Studies, de postmaster die ik zelf ook gedaan heb, een module over overheid en subsidies. Dat doe ik graag, dus misschien kan dat ooit meer worden. Verder vind ik de rechtspraak interessant. Misschien wil ik ooit rechter-plaatsvervanger worden, zodat ik het werk kan blijven combineren met de rol van adviseur.’
Wat maakt jou goed in je vak?
‘Ik denk dat ik analytisch sterk ben. Ik kan snel complexe casussen doorgronden, snel schakelen, lezen en schrijven. Dat helpt heel erg in dit werk. En ik heb een brede interesse en ben nieuwsgierig. Dat is handig, want je moet vaak doorvragen hoe iets precies zit. Als je van nature nieuwsgierig bent, is dat makkelijker. Verder denk ik dat ik sociaal en klantgericht ben. Ik kan me goed inleven in wat een klant wil en waar hij naar op zoek is. Daardoor kun je net een stapje meer zetten en eraan bijdragen dat je advies daadwerkelijk in de organisatie landt.’
Vind je publiceren belangrijk?
‘Als je iets schrijft, is het natuurlijk het leukst als andere mensen het lezen. Het is altijd weer een mooi moment om iets gepubliceerd te zien waar je tijd en moeite in hebt gestopt. Helemaal als je ook nog reacties krijgt. Niet dat dat vaak gebeurt, maar soms zegt iemand er iets over. Of je ziet dat iemand anders over hetzelfde onderwerp schrijft en verwijst naar jouw artikel. Ik denk dat publiceren ook het vak vooruit helpt. Als je een artikel of een annotatie leest, ga je soms net weer anders kijken. Op kantoor hebben we natuurlijk ook een vaktechnisch overleg, waar je de meningen van anderen hoort. Maar in publicaties kom je ook de visie tegen van mensen die bij de Belastingdienst werken of bij andere kantoren of de universiteit. Zo voorkom je dat je te veel in je eigen bubbel blijft zitten.’
Hoe zie jij de rol van de uitgever?
‘Het is fijn dat je van een uitgever een platform krijgt om je visie te uiten. Uitgevers hebben natuurlijk commerciële belangen, maar eigenlijk zouden alle publicaties voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Soms wil ik een artikel lezen en dan zit het niet in mijn abonnement. Ik vind dat lastig. Enerzijds biedt de uitgever een platform, anderzijds zorgt hij voor een beperking. Waarom is die kennis niet gewoon van iedereen? Misschien wordt dit in de toekomst anders, door alle ontwikkelingen op technologisch gebied, waaronder AI. AI zal gevolgen hebben voor de rol van de schrijver, maar misschien ook wel voor de rol van de uitgever.’
Wat is jouw favoriete arrest?
‘Het arrest in de zaak-gemeente Borsele van het Europese Hof van Justitie. Daar schreef ik mijn verhandeling voor de postmasteropleiding over. Het is een fascinerend arrest. Het idee in de praktijk was: als een gemeente iets doet wat een ondernemer ook kan doen en de gemeente krijgt er een vergoeding voor, dan is de gemeente btw-ondernemer. Ondanks dat de vergoeding vaak laag en niet kostendekkend is. In deze zaak ging het over leerlingenvervoer, dat de gemeente Borsele regelde voor leerlingen in het speciaal onderwijs. De ouders betaalden hiervoor een bijdrage. Maar die bijdrage was heel laag en stond eigenlijk niet in verhouding tot de prestaties die werden afgenomen. De vraag was: zit er wel of geen btw op die bijdrage? In principe is het een normale vervoersprestatie en de gemeente krijgt er een vergoeding voor, dus de verwachting was dat de vergoeding belast zou zijn met btw. Dat was ook voordelig, want als je een lage vergoeding hebt, maar veel kosten, kun je de btw op de kosten in aftrek brengen. Dat was ook de praktijk in Nederland. Het arrest van het Hof van Justitie veranderde dit. Het Hof oordeelde: er is een prestatie en een vergoeding, maar daar moet wel een enigszins reëel verband tussen zitten om tot een economische activiteit te komen. En dat zie ik hier niet. Dus de gemeente verrichtte de prestatie niet als ondernemer. In mijn beleving was dat baanbrekend. Voorheen gingen we ervan uit dat activiteiten vrij snel btw-belast waren en sindsdien eigenlijk niet meer. Wanneer is de overheid een ondernemer? Daar zijn nog steeds veel discussies over. In mijn dagelijkse praktijk is het nog steeds een vraagpunt.’
Bron: Tekst: Wilma van Hoeflaken - Fotografie: Berly Damman
Informatiesoort: Nieuws, Young Professionals, Interviews
Rubriek: Belastingrecht algemeen, Omzetbelasting
Focus: Focus