Een moeder schenkt aan haar 40+ dochter ruim een ton voor de eigen woning. De dochter heeft een jongere partner, die echter niet kwalificeert als partner voor de Successiewet 1956. Daarmee is de schenkingsvrijstelling eigen woning niet van toepassing, zo oordeelt Hof Amsterdam 25 november 2021.

De feiten zijn als volgt. Een moeder schenkt in 2018 aan haar dochter een bedrag van € 100.800. De dochter is op dat moment al ouder dan veertig jaar. Zij kan daardoor in principe geen beroep doen op de schenkingsvrijstelling eigen woning. Dat beroep is echter wél mogelijk als zij een partner heeft die jonger is dan veertig jaar. Dit volgt uit onderdeel 8.1.2 van het besluit van 29 november 2018, nr. 2018-194402, Stcrt. 2018, 68659.

Haar partner is inderdaad jonger dan veertig jaar. Moeder en dochter denken daarom dat de schenkingsvrijstelling, vanwege deze jongere partner, alsnog toepassing kan vinden. De inspecteur van de Belastingdienst weigert echter de toepassing van de schenkingsvrijstelling eigen woning. De partner van de dochter is namelijk geen partner in de zin van de Successiewet 1956.

Hof Amsterdam is het met de inspecteur eens. De schenkingsvrijstelling eigen woning kan geen toepassing vinden.

Belang voor de praktijk

Het algemene fiscale partnerbegrip is uitgewerkt in art. 5a AWR. Op grond van dat artikel zijn meerderjarige samenwoners elkaars partners als sprake is van een notarieel samenlevingscontract en beide partners staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen. Aan deze definitie voldoen de dochter en haar partner.

Echter, de Successiewet 1956 kent voor samenwoners een eigen, afwijkend partnerbegrip. Dit partnerbegrip is opgenomen in art. 1a Successiewet 1956. Relevant voor deze zaak is dat samenwoners alleen kwalificeren als fiscale partners als in het notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgverplichting is opgenomen. En daaraan schort het in dit geval. Het hof oordeelt namelijk dat van een wederzijdse zorgverplichting geen sprake is nu zij in het contract nadrukkelijk ervan hebben afgezien een regeling te treffen of vast te leggen inzake de wijze waarop ieder van hen zal bijdragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Wil sprake zijn van een kwalificerende wederzijdse zorgverplichting dan moet in de notariële akte worden opgenomen dat, en in welke mate zou moeten worden bijgedragen in de kosten van de gezamenlijke huishouding.

De schenkingsvrijstelling eigen woning – opgenomen in art. 33 onderdelen 5° en 7° Successiewet 1956 en nader uitgewerkt in art. 33a Successiewet 1956 – wordt naar het zich laat aanzien per 2024 afgeschaft. Dat volgt uit het Coalitieakkoord 2021-2025. Tot 2024 kan nog een beroep op de schenkingsvrijstelling eigen woning worden gedaan.

In het bericht Schenking jubelton hoeft niet onmiddellijk te worden besteed is ingegaan op de situatie waarin een schenking vóór de 40e verjaardag plaatsvindt maar de besteding ervan na de 40e verjaardag.

Lees ook het thema Schenkingsvrijstelling eigen woning.

Bron: Legal, Compliance & Tax Nationale-Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

25

Gerelateerde artikelen