Bron: Hertoghs advocaten-belastingkundigen
Op 6 februari 2015 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin een prejudicieel verzoek is gericht aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de tariefindeling van mediaspelers. Het gaat hier om apparaten met een harde schijf waarop (vanaf een computer) video-, muziek- en fotobestanden worden opgeslagen welke vervolgens rechtstreeks op een TV kunnen worden afgespeeld.
Zowel de Douaneautoriteiten, de Rechtbank, het Gerechtshof als de Advocaat-Generaal waren van oordeel dat deze mediaspelers videoweergave-apparaten zijn die moeten worden ingedeeld onder post 8521 (met 13,9% invoerrechten). Volgens de belanghebbende dienen deze mediaspelers echter als hardeschijfeenheid onder post 8471 ingedeeld te worden (met 0% invoerrechten).
De Hoge Raad blijkt verrassend genoeg niet de lijn van de lagere instanties en de A-G te volgen. De Hoge Raad heeft het geding geschorst en aan het Europese Hof van Justitie de vraag gesteld of de regelingen zo dienen te worden uitgelegd dat de mediaspelers als "eenheden voor harde schijven" in de 0%-tariefpost 8471 moeten worden ingedeeld, ook al hebben de apparaten zodanige kenmerken en eigenschappen hebben dat deze in staat zijn om de opgeslagen multimediabestanden weer te geven.
Indien deze vraag ontkennend moet worden beantwoord vraagt de Hoge Raad het Hof of de 13,9%-tariefpost 8521 dan inderdaad zo moet worden uitgelegd dat daaronder apparaten als de "screenplays" kunnen worden ingedeeld, ook al is de video-weergavefunctie daarvan niet de enige functie, maar wel de hoofdfunctie.
De "screenplays" uit de onderhavige zaak zijn geïmporteerd in 2007 en 2008, tegenwoordig worden deze tegenwoordig veelvuldig verkocht als zijnde mediaplayers. De uitkomst van de prejudiciële vragen reikt veel verder en zal vermoedelijk van invloed zijn op allerhande apparaten welke dataopslag combineren met andere functies.
1