De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) heeft gereageerd op het gewijzigde wetsvoorstel en de gewijzigde Memorie van Toelichting conditionele eindafrekening dividendbelasting zoals gepubliceerd op 9 oktober 2020. De NOB laat weten nog steeds principiële bezwaren te hebben tegen het wetsvoorstel.

Een aantal van de door de NOB gesignaleerde knelpunten en onduidelijkheden, zie ook ons eerdere bericht op TaxLive, is door initiatiefnemer kamerlid Snels ter harte genomen. Toch is een groot aantal elementen van het initiële wetsvoorstel waartegen principieel juridische bezwaren bestaan niet weggenomen. Bovendien is een aantal nieuwe elementen in het gewijzigde wetsvoorstel opgenomen waartegen de NOB ook principiële wetstechnische bezwaren heeft. De NOB vindt het niet verantwoord het wetsvoorstel in de huidige vorm in te voeren.

De principiële bezwaren van de NOB die niet of slechts deels zijn weggenomen, zijn:

  • de strijdigheid met door Nederland gesloten belastingverdragen;
  • de rechtsonzekerheid als gevolg van de terugwerkende kracht;
  • de strijdigheid met het VWEU, de EU-Fusierichtlijn en de EU-Moederdochterrichtlijn.

De nieuwe fundamentele bezwaren die het gewijzigde wetsvoorstel oproept, zijn:

  • de nieuw geïntroduceerde basisconceptie in combinatie met territoriale component;
  • de binnen- en buitenlandse juridische afdwingbaarheid van het privaatrechtelijke verhaalsrecht;
  • de afwezigheid van rechtsbescherming voor aandeelhouders jegens wie het verhaalsrecht wordt uitgeoefend;
  • de wijze waarop bij de vaststelling van het bedrag van de eindafrekeningswinstuitdeling rekening wordt gehouden met verdragsaanspraken van aandeelhouders.

Het is de NOB niet duidelijk waar de basisconceptie in combinatie met een territoriale component op is gebaseerd. De territoriale component van de basisconceptie die in de gewijzigde MvT wordt genoemd is nieuw en heeft wat de NOB betreft niet eerder onderdeel uitgemaakt van de basisconceptie van de dividendbelasting. 

In het gewijzigde wetsvoorstel wordt een verhaalsrecht voor de vennootschap op haar aandeelhouders geïntroduceerd in het kader van het feit dat de vennootschap de rol van hulpontvanger ten behoeve van de Nederlandse staat dient te vervullen. Het gewijzigde wetsvoorstel beoogt dat de vennootschap haar vordering uit hoofde van dit verhaalsrecht vervolgens verrekent met na de grensoverschrijdende reorganisatie uit te keren dividenden.

De NOB heeft meerdere opmerkingen bij het verhaalsrecht. Zo wordt onder andere gewezen op het risico dat een vennootschap niet succesvol tot verrekening kan overgaan. In dat geval draagt de vennootschap, die enkel beoogd ‘hulpontvanger’ is, het verhaalsrisico en moet zodoende onder omstandigheden zelf de dividendbelastingschuld dragen. Ook is er in de praktijk alleen uitvoering aan het verhaalsrecht te geven door het creëren van een aparte klasse aandelen. Dit betekent dat beursvennootschappen verplicht worden hun aandelenstructuur aan te passen teneinde aan wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Dit is zeer onwenselijk.

De NOB adviseert Snels om meerdere onderdelen van het gewijzigde wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State voor te leggen.

Lees hier het volledige commentaar op het gewijzigde wetsvoorstel.

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Dividendbelasting, Internationaal belastingrecht

1

Gerelateerde artikelen