Rechtbank Amsterdam stelt in twee huurzaken prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. De rechtbank heeft al eerder beslist dat huurverhogingen soms ten onrechte zijn doorgevoerd op grond van een oneerlijk beding in de huurovereenkomst voor een woonruimte. Dat is het gevolg van de Europese Richtlijn oneerlijke bedingen.

In de twee zaken, één waarin de huurder zich niet en één waarin de huurder zich wel heeft gemeld, stelt de rechtbank de Hoge Raad vragen over de reikwijdte en de gevolgen van de vernietiging van een dergelijk oneerlijk huurverhogingsbeding. Dat beding staat in een huurovereenkomst waarmee de verhuurder vervolgens een huurverhoging kan berekenen. De vragen luiden als volgt:

  1. Als een huurverhogingsbeding deels voorziet in een verhoging op grond van de wettelijke regeling en deels in een extra huurverhoging die als oneerlijk is aan te merken, moet het beding dan in zijn geheel vernietigd worden, of is alleen het oneerlijke deel vernietigbaar?

  2. Vervalt bij een oneerlijk huurverhogingsbeding de verschuldigdheid van iedere verhoging vanaf aanvang huurovereenkomst en voor de toekomst?

  3. Moet de rechter in zo’n geval - ook als de huurder zich niet gemeld heeft in de procedure - zelf nagaan wat er vanaf het begin van de huurovereenkomst teveel is betaald en dat bedrag aftrekken van de gevorderde huurachterstand?

  4. Kan de verhuurder zich beroepen op verjaring, wanneer de huurder de teveel betaalde huurverhogingen terugvordert of is er een andere grond om een beperking te stellen aan de periode waarover de huurder de ten onrechte betaalde huurverhogingen kan terugvorderen?

Nadat partijen zich hebben uitgelaten, zal de Hoge Raad een oordeel vellen over deze vragen. Onbekend is wanneer dat zal gebeuren.

Bron: Rechtbank Den Haag

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Huurrecht

347

Gerelateerde artikelen