Koos Boer begrijpt niet waarom er voor de inschrijfplicht in het UBO-register wel een uitzondering is gemaakt voor bijvoorbeeld kerkgenootschappen en niet voor ANBI's.
Inmiddels is het (concept) "wetsvoorstel UBO-register" ter
consultatie voorgelegd. Doel van het UBO-register is om witwassen en financiering van terrorisme tegen te gaan door openbaar te maken wie ‘eigenaar is of zeggenschap heeft over' een onderneming of rechtspersoon (‘ultimate beneficial owner', de ‘UBO'). Onderdeel van het wetsvoorstel is een registratieplicht voor rechtspersonen en ondernemingen in het Handelsregister en de verplichting om UBO-informatie in te winnen, aan te leveren en bij te houden.
Tijdens het doornemen van de (concept) memorie van toelichting werd ik overvallen door een ergernis. Het begint op het moment dat de zogeheten
motie Schouten in herinnering wordt geroepen (p. 8-9). In die sympathieke motie wordt verzocht een logische uitzondering te maken voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI's), omdat een ANBI geen UBO's kent, maar een algemeen nuttig doel als ‘ultimate beneficial owner' heeft. De reactie van de Minister van Financiën is duidelijk: die uitzondering komt er niet, want "[d]e richtlijn kent niet de mogelijkheid om een onderscheid te maken tussen het wel of niet beogen van algemeen nut." Teleurstellend, maar het is niet anders. Als het niet mag van de
vierde anti-witwasrichtlijn, dan mag het niet. Ik kan zelf in art. 30 van de Richtlijn ook niet veel manoeuvreerruimte ontdekken. Het is niet anders.
Mijn ergernis ontstaat als een aantal pagina's later toch uitzonderingen op de inschrijfplicht worden gepresenteerd. De wetgever maakt uitzonderingen voor:
"eenmanszaken, publiekrechtelijke rechtspersonen, verenigingen van eigenaren en enkele typen historische rechtspersonen, die in het handelsregister onder de noemer ‘overige privaatrechtelijke rechtspersonen' worden geregistreerd. Achtergrond van deze uitzondering is dat er op dit moment reden is om aan te nemen dat bij die rechtspersonen en ondernemingen een laag risico op witwassen of financieren van terrorisme bestaat."
Waarop deze uitzondering precies is gestoeld, wordt mij niet duidelijk. In ieder geval niet op art. 30 van de Richtlijn. Hoogstens kan dit worden gebaseerd op een uitleg van het begrip ‘ondernemingen' en ‘rechtspersonen', maar in hoeverre het genoemde ‘laagrisicoprofiel' daarbij relevant is, wordt niet duidelijk. De ergernis neemt verder toe als ik daarna lees:
"Ook kerkgenootschappen worden vooralsnog uitgezonderd. Hieraan ligt ten grondslag dat registratie van natuurlijke personen als UBO van een kerkgenootschap een indirecte registratie van de religie van die UBO's betekent."
Hoewel ik niet wil tornen aan de keuze van de wetgever ten aanzien van kerkgenootschappen, roept de uitzondering wel vragen op. Wie zijn precies die UBO's bij kerkgenootschappen? Zou niet kunnen worden gezegd dat ook hier een algemeen nuttig doel ‘de UBO' is? Waar ik moeite mee heb, is dat kennelijk toch uitzonderingen mogelijk zijn op de registratieplicht, terwijl de Richtlijn dat eerder niet zou toestaan. Een reactie op de motie Schouten in de trant van ‘het mag niet van de Richtlijn', overtuigt dan niet voor ANBI's. Vooral kleinere ANBI's, zo blijkt ook uit recente
evaluaties, gaan gebukt onder de administratieve lasten. Kan voor ANBI's dan niet ook worden nagedacht over een uitzondering vanwege een ‘laagrisicoprofiel'? ANBI's en diens bestuurders/feitelijke leidinggevers dienen immers al te voldoen aan strenge voorwaarden (waaronder integriteitseisen en (overigens ook) de bekendmaking van namen). Een andere vraag is waarin nu het relevante verschil schuilt ten opzichte van levensbeschouwelijke instellingen ex art. 5b(3)i AWR. Het gemaakte onderscheid is simpelweg niet duidelijk.
Ieder onderscheid in wetgeving schreeuwt om een dragende motivering. Die ontbreekt hier. Ook de Richtlijngever verwacht overigens nadrukkelijk een motivering van de lidstaten, zo volgt uit de considerans (vgl. punten 65 en 66). Wat mij betreft dient de wetgever zijn keuze voor de registratieplicht van ANBI's op zijn minst beter te motiveren. Maar wellicht – en dat zou mijn suggestie zijn – is het nog het beste om voor alle ANBI's (inclusief de kerkgenootschappen) – te volstaan met het ANBI-register. In het wetsvoorstel kan de uitbreiding van de registratieplicht voor ANBI's dan achterwege blijven. Dat creëert gelijkheid voor alle ANBI's en verzwaart de administratieve lasten niet onnodig. Dat voorkomt verdere ergernis – ook bij de ANBI's zelf.
1