In 1985 liet een pas benoemde directeur-generaal in het personeelsblad ‘Wij van Financiën' het volgende noteren: 'We zijn een volk waar rechtvaardigheid ontzettend hoog in het vaandel staat geschreven. En elk volk krijgt de wetten die het toekomt. Maar als we zo doorgaan is de inkomstenbelasting zodanig maatwerk geworden dat, bij wijze van spreken, voor elke Nederlander een bij hem passende fiscale regelgeving is ontworpen. Bij vijf miljoen belastingplichtigen kun je bij de huidige wettelijke verfijningen in de uitvoeringssfeer niet meer nagaan of alle regeltjes correct zijn toegepast'.

Deze passage had zo kunnen worden overgenomen in de brief van 19 mei 2014 van Staatssecretaris van Financiën Wiebes over het functioneren van de Belastingdienst en ‘complexiteitsvermindering'.
 
In 30 jaar is er dus niets veranderd. De fiscale wetgeving is alleen maar ingewikkelder geworden en de fiscus heeft allerlei omvangrijke taken erbij gekregen. De staatssecretaris zegt in zijn brief eigenlijk: ‘Hier sta ik, met mijn handen in de lucht. We kunnen het niet meer aan. Help mij.' 
 
Op de politieke agenda staan de voorstellen van de Commissie Dijkhuizen. Als die voorstellen worden gevolgd ontstaat robuustere wetgeving. Geluk bij een ongeluk voor de wetgever is dat de Hoge Raad onder meer in het arrest BNB 2014/30 over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit heeft laten weten, dat de fiscale wetgever van de belastingrechter weinig last zal ondervinden. Ook niet bij wetgeving die ongelijkheid veroorzaakt tussen belastingplichtigen en die is gebaseerd op weinig concrete of zelfs, zoals Happé dat noemt in zijn noot bij het arrest, ‘twijfelachtige veronderstellingen'.
 
Met de term ‘niet van redelijke grond ontbloot' dekt de Hoge Raad ongelijkheid toe. Aan de andere kant kan ook veel worden opgeruimd. Ten minste, als uitvoering wordt gegeven aan de in de Eerste Kamer aangenomen motie Essers (Belastingplan 2014). Daarin staat dat 85 belastinguitgaven met alleen een instrumenteel doel nodig moeten worden geëvalueerd en heroverwogen.
 
Veel van die uitgaven/vrijstellingen staan volgens de tekst van de motie ‘op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel'. Een goed voorbeeld waarbij het volledig is misgegaan zijn de autobelastingen.
 
Vrijstellings- en verminderingsregelingen zijn over elkaar heen gestapeld, hebben slechts gering effect op de CO2-uitstoot, kosten miljarden euro's en leiden tot grote ongelijkheid. Dat is inmiddels niet alleen doorgedrongen tot de politiek. Zelfs de autolobby spreekt van marktverstoring. Degene die zakelijk rijdt in een plug-in-hybrid-auto krijgt de helft van de koopprijs fiscaal gesubsidieerd, betaalt geen bijtelling, geen bpm en geen mrb. Intussen maakt hij dagelijks gebruik van de weg en rijdt hij grotendeels gewoon op benzine of diesel. Volgens mij en vele anderen met gezond verstand een situatie die van elke redelijke grond ontbloot is. Er is dus werk aan de winkel.
 
Overigens ben ik van mening, dat het beter is dat de wetgever zelf zijn werk goed doet en voor goede wetgeving zorgt dan dat de rechter op zijn stoel gaat zitten.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen

40

Gerelateerde artikelen