Omdat verschillende partijen hebben aangegeven niet tijdig de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet (V-N 2017/20.19) volledig te kunnen uitvoeren per 1 januari 2021, geldt er overgangsrecht. Hierdoor krijgen deze partijen iets meer tijd voor de implementatie. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft nu de partijen aangewezen die van dit overgangsrecht gebruik kunnen maken.

Het overgangsrecht houdt in dat deze partijen tot uiterlijk 1 juli 2021 de mogelijkheid wordt geboden, na een gemotiveerde verzoek daartoe, om de beslagvrije voet vast te stellen op basis van art. 475d van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zoals dit gold voor inwerkingtreding van de WvBVV. De overgangstermijn ziet enkel op de berekening van de beslagvrije voet. De overige elementen van de WvBVV (zoals de regeling inzake te beslaan object, indien sprake is van meerdere vorderingen tot periodieke betaling die kunnen worden beslaan, op basis van art. 475c Rv en de gewijzigde regels rond afdracht op basis van art. 478 Rv en art. 19 Iw1990) gelden wel direct voor deze partijen.

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 19

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Editie: 28 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen