Aan de heer X zijn diverse navorderingsaanslagen en verhogingen van 50% opgelegd vanwege een banktegoed per 31 januari 1994 bij KB Lux. De aanslagen zijn opgelegd met toepassing van de verlengde navorderingstermijn. Hof 's-Gravenhage vernietigt bij uitspraak van 3 februari 2012 de aanslagen, aangezien de inspecteur deze eerder had moeten opleggen. De Staatssecretaris van Financiën en X gaan in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur bij de navordering wel de vereiste voortvarendheid in acht heeft genomen. Het was juist de advocaat van X die ruim een half jaar niet reageerde. De aanslagen kunnen dus in stand blijven. Het beroep van de Staatssecretaris is deels gegrond. Verwijzing moet volgen voor de beoordeling van het geschil inzake de verhogingen, waaraan het hof niet is toegekomen. Dit geldt eveneens voor de behandeling van het verzoek van X tot vergoeding van immateriële schade. In casu heeft het hof de wettelijke termijn voor het doen van uitspraak niet in acht genomen. X heeft dus terecht bij brief van 5 januari 2012 om heropening van het onderzoek verzocht teneinde alsnog een beroep te kunnen doen op overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft het verzoek van X ten onrechte genegeerd. Het verzoek van X hoeft niet beperkt te blijven tot immateriële schade die het gevolg is van het tijdsverloop na de zitting.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16