X maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2015. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, waarna X beroep instelt. Rechtbank Gelderland verklaart op 11 augustus 2015 het beroep gegrond en draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw uitspraak op bezwaar te doen. X stelt de heffingsambtenaar op 7 oktober 2015 in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De heffingsambtenaar doet op 19 december 2015 (opnieuw) uitspraak op bezwaar. In geschil is of X recht heeft op een dwangsom.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de beslistermijn van art. 30 lid 9 Wet WOZ (tot het eind van het kalenderjaar) ook geldt na terugverwijzing door de rechtbank. Nu de rechtbank geen termijn heeft gesteld, blijven de wettelijke voorschriften en termijnen voor de bezwaarfase van kracht, inclusief de termijn tot het eind van het kalenderjaar. Daarvoor bestaat te meer aanleiding nu de wetgever destijds bewust heeft gekozen voor een afwijkende beslistermijn om rekening te houden met de ‘piekbelasting' van lagere overheden en de afdoening van bezwaarschriften over het kalenderjaar uit te smeren. Nu de heffingsambtenaar na terugverwijzing uitspraak heeft gedaan voor het einde van het kalenderjaar, heeft X geen recht op een dwangsom.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Wet waardering onroerende zaken 30-9