Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigt in verzet de niet-ontvankelijkheid van het beroep van X. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, stelt beroep in bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het betrekking zou hebben op een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarnaast verklaart de rechtbank zich voor het overige onbevoegd. Tegen de uitspraak van de rechtbank doet X verzet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant (EK, 14 juli 2017, BRE 16/2585, V-N Vandaag 2017/2109) bevestigt in verzet de niet-ontvankelijkheid van het beroep van X. X heeft zich in beroep beklaagd over het handelen van de Belastingdienst, echter zonder daarbij een concrete beslissing van de Belastingdienst te noemen of te overleggen. X is in de gelegenheid gesteld om dit verzuim (in de zin van art. 6:5 lid 1 aanhef en onderdeel c Awb) te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Nu X in verzet geen andere gronden heeft aangevoerd dan in beroep en de rechtbank de bestreden beslissing juist acht, is het verzet van X ongegrond. Tegen deze uitspraak is (sprong)cassatie ingesteld.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen