Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij economische prestaties verricht. Zij heeft dan ook geen recht op aftrek van voorbelasting.

Belanghebbende, X bv, werkt samen met een Duitse vennootschap, A. A koopt en verkoopt paarden, die worden opgefokt/getraind door B. Als A een paard koopt, factureert ze meteen na de aankoop 50% van de aankoopprijs aan X bv. Als A een paard verkoopt, factureert X bv meteen 50% van de verkoopprijs aan A. B factureert 50% van de door haar gemaakte kosten aan X bv. Verder verstrekt X bv nog leningen en houdt ze deelnemingen. X bv brengt de btw op de paardenhandel in aftrek. De inspecteur is echter van mening dat X bv geen economische activiteiten verricht en accepteert de btw-aftrek niet. X bv stelt dat zij optreedt als professioneel handelaar, de inspecteur is echter van mening dat er sprake is van passieve investeringen (kapitaalinjecties) in paarden.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij economische prestaties verricht. Zij heeft dan ook geen recht op aftrek van de voorbelasting. Volgens de rechtbank lijken zowel het standpunt van X bv als het standpunt van de inspecteur plausibel. Het ligt echter op de weg van X bv om aan de hand van objectieve gegevens aannemelijk te maken dat haar uitleg juist is, en dat zij inderdaad economische activiteiten heeft verricht die recht geven op aftrek van voorbelasting. Hierin is X bv volgens de rechtbank niet geslaagd. De naheffingsaanslagen blijven in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Dossiers: Agro

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 2 februari

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen