Aan belanghebbende, de heer X, is een LB-naheffingsaanslag opgelegd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Volgens het hof is zijn hoger beroep niet-ontvankelijk wegens het niet tijdig - uiterlijk op 7 januari 2015 - betalen van het griffierecht. X stelt dat hij alleenstaand is en wegens onvoldoende inkomsten (in november 2015 netto € 1.132) en vermogen niet in staat is het griffierecht te betalen. De inspecteur weerlegt dit door de IB-aangifte van X over 2014 te overleggen. Hieruit blijkt namelijk dat X een fiscale partner en een spaartegoed heeft van € 49.793, alsmede dat X een perceel tuinbouwgrond bezit met een waarde in het economische verkeer agrarische bestemming (WEVAB) van € 45.000 en een waarde in het economische verkeer van € 150.000.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij op 7 januari 2015 maandelijks minder netto-inkomen had dan € 864, zijnde 90% van de (maximale) bijstandsnorm voor een alleenstaande op 1 januari 2015. X maakt ook niet aannemelijk dat hij en zijn fiscale partner op 7 januari 2015 geen vermogen hadden. Het verzoek om vrijstelling van griffierecht wordt daarom afgewezen. De griffier zal X een nieuwe nota sturen. Na het verstrijken van die betalingstermijn zal pas definitief worden beslist op het verzet van X. Dit vloeit voort uit de overgangsregeling van de Hoge Raad (20 februari 2015, nr. 14/05176, V-N 2015/12.7, r.o. 2.3.8).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41