De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank het premature bezwaar van X ten onrechte ambtshalve alsnog niet-ontvankelijk heeft verklaard.

X vraagt eind 2019 een bijstandsuitkering bij de gemeente aan. Op 14 januari 2020 maakt X bezwaar tegen het opschorten van de procedure. Op 5 februari 2020 is de aanvraag buiten behandeling gesteld. De gemeente verklaart het bezwaar van X ongegrond, ook voor zover het is gericht tegen het besluit van 5 februari 2020. In hoger beroep is in geschil in geschil of de ambtshalve niet-ontvankelijkheidsverklaring door de rechtbank tegen besluit van 5 februari 2020 terecht is.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank het premature bezwaar ten onrechte ambtshalve alsnog niet-ontvankelijk heeft verklaard. Uit CRvB 9 juli 2021, 20/754 WMO15, (V-N 2021/31.18) volgt dat de bestuursrechter de tijdigheid van een bezwaar niet langer ambtshalve behoort te beoordelen. Dit uitgangspunt geldt niet alleen als te laat bezwaar is gemaakt, maar ook als te vroeg bezwaar is gemaakt. De CRvB venietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze ziet op de beoordeling van de tijdigheid van het bezwaar door de rechtbank. Het beroep van X met betrekking tot de buitenbehandelingstelling is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:69

Algemene wet bestuursrecht 6:10

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Instantie: Centrale Raad van Beroep

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 26 februari

Informatiesoort: VN Vandaag

634

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen