Rechtbank Gelderland oordeelt dat de schatting van de inspecteur onredelijk hoog is, aangezien de heer X vanaf april 2011 een onbelaste uitkering ontving op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
Aan de heer X is als ondernemer een ambtshalve IB-aanslag over 2011 opgelegd, alsmede een verzuimboete van € 984. X stelt deze aanslag nooit te hebben ontvangen, aangezien hij wegens schulden uit huis was gezet. Hij hoort pas eind 2016 van de SVB dat deze aanslag nog open staat en dat dit ook gevolgen kan hebben voor zijn toekomstige AOW-uitkering. Op advies van de SVB maakt X vervolgens bezwaar tegen het aldus ‘schuldig nalatig verklaren’. Uit de tussenuitspraak van 11 juni 2018 (zie nr. 17/7025) blijkt dat de SVB het bezwaar had moeten doorzenden aan de inspecteur en dat door deze ten onrechte nog niet op het bezwaar is beslist. Aangezien partijen geen terugwijzing wensen, voorziet de rechtbank zelf in de zaak. Bij het vaststellen van de aanslag is door de inspecteur aansluiting gezocht bij de bijstandsnorm, omdat aannemelijk zou zijn dat X ten minste een dergelijk bedrag nodig heeft gehad om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de schatting van de inspecteur onredelijk hoog is, aangezien X vanaf april 2011 een onbelaste uitkering ontving op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. In goede justitie wordt het belastbare inkomen daarom vastgesteld op € 5000. Er is geen rekening gehouden met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling, omdat niet is komen vast te staan dat X destijds wel kwalificeerde als IB-ondernemer. De boete is passend en geboden, maar wordt vanwege het overschrijden van de redelijk termijn gematigd met 20%. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 24 december