Gemeente X bezit woningen. Tot haar bezit behoren ook anti-kraakwoningen en woningen die onder de Leegstandwet vallen. X stelt de woningen tegen een vergoeding ter beschikking aan derden. In geschil is of de woningen kunnen worden aangemerkt als ‘voor verhuur bestemde' woningen in de zin van de Wet verhuurderheffing. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat anti-kraakwoningen en Leegstandwetwoningen voor de verhuurderheffing hebben te gelden als ‘voor verhuur bestemde' woningen.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de anti-kraakwoningen en de Leegstandwetwoningen ‘huurwoningen' zijn in de zin van de Wet verhuurderheffing. Ten aanzien van de anti-kraakwoningen stelt het hof vast dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de betalingsverplichting en het ter beschikking stellen van het desbetreffende anti-kraakobject als (tijdelijke) woning. Verder heeft deze betalingsverplichting volgens het hof geen symbolisch karakter, en is dus niet van elke reële betekenis ontbloot. Ten aanzien van de Leegstandwetwoningen geldt hetzelfde. Het hof wijst er hierbij verder nog op dat in de overeenkomst wordt gesproken over ‘huurder', ‘verhuurder', ‘huur(prijs)', ‘verhuur' en ‘huurovereenkomst'. Dit duidt er op dat de partijen een overeenkomst van huur en verhuur hebben willen sluiten. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 4 september