X handelt in (gebruikte) personenauto's. De belastingdienst ontvangt medio december 2008 een renseignement waarin wordt aangegeven dat op naam van X in februari 2008 vanuit Duitsland een auto is ingevoerd ter waarde van € 31 932. Er volgt een boekenonderzoek en een strafrechtelijk onderzoek waaruit blijkt dat X beschikt over veel auto's die niet in de aangiften zijn verantwoord. De belastingdienst legt X een aantal aanslagen (navorderingsaanslagen IB/PVV en naheffingsaanslagen omzetbelasting) op die door de deurwaarder aan X worden uitgereikt en terstond en tot het volle bedrag invorderbaar zijn. X maakt bezwaar tegen de aanslagen en verzoekt diverse malen (tevergeefs) om een spoedige hoorzitting. Nadat X beroep heeft ingesteld, komen partijen alsnog tot elkaar en sluiten zij een vaststellingsovereenkomst. Alleen over de vergoeding van de proceskosten bereiken partijen geen overeenstemming. Rechtbank Arnhem ziet in het onzorgvuldig handelen van de belastingdienst aanleiding X in afwijking van het forfait een proceskostenvergoeding van € 10.000 toe te kennen. Een vergoeding van de werkelijke kosten van € 32.277 gaat de rechtbank te ver, mede gelet op het feit dat X zijn administratie niet op orde had.
Hof Arnhem oordeelt dat X in aanmerking komt voor vergoeding van de werkelijke proceskosten ter grootte van € 32.277. Het hof brengt op de vergoeding de btw in aftrek die X als ondernemer in vooraftrek kan brengen. De vergoeding bedraagt derhalve € 27.914. Het hof overweegt dat de talloze onzorgvuldige gedragingen van de inspecteur ervoor hebben gezorgd dat X onnodig hoge kosten aan rechtsbijstand heeft moeten maken. Het is niet redelijk om deze kosten voor rekening van X te laten komen. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond.