De Hoge Raad wijst de wrakingsverzoeken van X af. Het verzoek om de leden van de wrakingskamer te wraken is op oneigenlijke gronden gedaan. Het verzoek tot wraking van de rolraadsheer en de waarnemend griffier is niet-ontvankelijk omdat deze functionarissen niet gewraakt kunnen worden. Het verzoek tot wraking van de drie raadsheren wijst de wrakingskamer af.

X heeft cassatieberoep ingesteld bij de belastingkamer van de Hoge Raad. X dient een wrakingsverzoek in tegen de raadsheren die arrest zullen wijzen alsmede tegen de rolraadsheer en de (waarnemend) griffier. X wordt uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer. Hij verzoekt om uitstel van de zitting van de wrakingskamer. Als de Hoge Raad de zaak niet verder wil uitstellen dan tot 16 december 2019, besluit X ook de leden van de kamer die het wrakingsverzoek behandelt, te wraken.

De Hoge Raad wijst beide wrakingsverzoeken van X af. Het verzoek om de leden van de wrakingskamer te wraken is op oneigenlijke gronden gedaan. Het verzoek berust op de premisse dat deze kamer het verzoek van X om de behandeling van haar wrakingsverzoek in de hoofdzaak opnieuw uit te stellen, zal afwijzen. Dit is echter geen grond die de rechterlijke onpartijdigheid raakt. Het verzoek is dan ook geen wrakingsverzoek. De wrakingskamer stelt dit verzoek van X buiten behandeling. Het verzoek tot wraking van de rolraadsheer en de waarnemend griffier verklaart de wrakingskamer niet-ontvankelijk omdat deze functionarissen niet gewraakt kunnen worden. Het verzoek tot wraking van de drie raadsheren wijst de wrakingskamer af. Het feit dat deze raadsheren eerdere cassatieberoepen van X niet-ontvankelijk hebben verklaard, is geen grond voor wraking.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:15

BWBR000537, 8:18

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen