Rechtbank Haarlem verwerpt de grief van X dat de belastingdienst hem onterecht niet heeft voorgesteld om in te stemmen met ‘verlenging' van de navorderingstermijn.

Eiser, X, dient op 30 december 2009 een zogenoemde ‘verklaring vrijwillige verbetering buitenlands vermogen' in bij de belastingdienst waarin hij aangeeft gerechtigd te zijn (geweest) tot een bankrekening in Duitsland. X stelt de rekening in 1982 te hebben geopend en geeft aan dat het saldo op dat moment € 150.000 bedraagt. De inspecteur legt X met dagtekening 31 december 2009 navorderingsaanslagen IB/PVV op over de jaren 1997 en 2004 en vermogensbelasting over het jaar 1998. De aanslagen zijn opgelegd naar geschatte bedragen. In geschil is of de navorderingsaanslagen binnen de termijn zijn opgelegd en, zo ja, of ze vernietigd moeten worden op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Rechtbank Haarlem verwerpt de grief van X dat de belastingdienst hem onterecht niet heeft voorgesteld om in te stemmen met ‘verlenging' van de navorderingstermijn. Of de inspecteur een dergelijk voorstel heeft gedaan, kan volgens de rechtbank in het midden blijven omdat de belastingdienst hiertoe niet verplicht was. Het stond de belastingdienst vrij om X al dan niet te vragen om medewerking te verlenen ter zake van verlenging van de navorderingstermijn. Verder heeft de belastingdienst de ‘verklaringen vrijwillige verbetering buitenlands vermogen' van alle onder hem ressorterende belastingplichtigen op dezelfde wijze behandeld, zodat van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel geen sprake kan zijn. Dat inspecteurs aan sommige belastingplichtigen wel en aan andere belastingplichtigen niet een mogelijkheid hebben geboden in te stemmen met termijnverlenging is zoals de belastingdienst terecht heeft gesteld enkel een gevolg van de zeer korte periode die de belastingdienst na de ontvangst van de 29 verklaringen door belastingdienst Breda op 30 december 2009 was gegund om de aanslagen op te leggen. Gevolg was dat iedere competente inspecteur op dat moment naar bevind van zaken moest handelen en waarbij de uiteenlopende omstandigheden bij sommige belastingplichtigen kennelijk aanleiding hebben gegeven tot een andere werkwijze dan bij andere belastingplichtigen. Van strijd met het gelijkheidsbeginsel is dan ook geen sprake. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Haarlem

2

Gerelateerde artikelen