Aan X is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven. De gemachtigde van X stelt de heffingsambtenaar in gebreke, omdat niet op tijd uitspraak is gedaan. De heffingsambtenaar stelt dat dit te vroeg is, omdat hij de termijn heeft verdaagd. De gemachtigde van X stelt dat hij de verdaging niet heeft ontvangen. Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Op grond van art. 3:13 BW en art. 3:15 BW kan de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de gemachtigde van eiser als rechtsbijstandverlener heeft opgetreden in (hoger) beroepsprocedures die wegens misbruik van (proces)bevoegdheid niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat hij een groot aantal procedures voert betreffende verkeersboetes, informatieverzoeken met een beroep op de Wob en het niet tijdig nemen van besluiten. De rechtbank oordeelt dat gemachtigde van X het rechtsmiddel van de dwangsom niet heeft gebruikt overeenkomstig het doel, en dat dit gebruik blijk geeft van kwade trouw. Hij heeft pas ruim zestien maanden na het maken van bezwaar de gronden van bezwaar en de bewijsmiddelen ingediend. Er is misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid, zodat het beroep niet-ontvankelijk is. Gemachtigde wordt niet veroordeeld in de proceskosten, aangezien de heffingsambtenaar hierom niet heeft verzocht.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 10 augustus