X stelt beroep in tegen een brief van de inspecteur van 24 oktober 2019 waarin de inspecteur hem informeert over een voorgenomen besluit op het bezwaar. In geschil is of Rechtbank Noord-Holland dit beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Hof Amsterdam oordeelt dat de rechtbank de beroepen van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ten tijde van het instellen van de beroepen was de uitspraak op bezwaar nog niet tot stand gekomen en X kon ook niet menen dat de uitspraak reeds was gedaan. De brief van 24 oktober 2019 bevat niet meer dan de expliciete mededeling dat de inspecteur het voornemen heeft om de bezwaren gedeeltelijk gegrond te verklaren en de aanslagen te verminderen. Dat de inspecteur meedeelt dat als hij op 7 november 2019 geen reactie heeft ontvangen, uitspraak op bezwaar zal doen overeenkomstig zijn voorlopige standpunt, betekent niet dat X na die datum redelijkerwijs kon menen dat de uitspraken op bezwaar reeds waren gedaan. De inspecteur heeft ook vermeld dat X de officiële uitspraak op bezwaar afzonderlijk zal ontvangen van het computercentrum in Apeldoorn. Daarbij komt dat X ten tijde van het instellen van beroep inmiddels ook nog een brief van de inspecteur had ontvangen waarin hij in de gelegenheid wordt gesteld te reageren op de voorgenomen beslissing van de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:10
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 2 september