Hof Den Haag oordeelt dat de rechtbank de beroepen van X gericht tegen (navorderings)aanslagen IB/PVV terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, heeft beroep ingesteld tegen (navorderings)aanslagen IB/PVV over de jaren 2004 t/m 2008. In geschil is of de rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Hof Den Haag (MK I, 17 mei 2016, BK-14/01566 t/m BK-14/01570, V-N vandaag 2016/1202) oordeelt dat de rechtbank de beroepen van X gericht tegen (navorderings)aanslagen IB/PVV terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. X heeft op 11 november 2013 in alle zaken pro forma beroep ingesteld. De motivering van de beroepen is buiten de gestelde termijn bij de rechtbank ingekomen. Het hof acht aannemelijk dat de rechtbank op 13 november 2013 een brief heeft gestuurd met het verzoek aan X om binnen vier weken de beroepen te motiveren. X heeft met hetgeen hij heeft gesteld (waaronder een verklaring van de postbode) het vermoeden van ontvangst van de verzuimbrieven niet weten te ontzenuwen. Nu de motiveringen te laat zijn binnengekomen, heeft de rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk verklaard. De hoger beroepen van X zijn ongegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

3

Gerelateerde artikelen