Aan belanghebbende, X, zijn navorderingsaanslagen ib/pvv en vb opgelegd. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, met dagtekening 18 juni 2009, de bezwaren tegen alle navorderingsaanslagen, ongegrond verklaard. De uitspraak op bezwaar is niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Een afschrift daarvan (hierna: het afschrift) was als bijlage gevoegd bij een conclusie van antwoord in een civiele procedure tussen X en de ontvanger van de Belastingdienst. Deze conclusie met het daarbij gevoegde afschrift is op 5 oktober 2011 per post op het kantoor van de gemachtigde binnengekomen. De gemachtigde heeft pas op 13 februari 2012 feitelijk kennis genomen van het afschrift, toen hij kennisnam van de conclusie van antwoord. De rechtbank ontvangt het tegen de uitspraak op bezwaar gerichte beroepschrift op 9 maart 2012. Vanwege overschrijding van de beroepstermijn wordt X niet-ontvankelijk verklaard. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond. X komt in cassatie. Volgens de Hoge Raad vangt de beroepstermijn van zes weken, nu de uitspraak op bezwaar niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, pas aan op de dag waarop de gemachtigde van X een afschrift van die uitspraak onder ogen heeft gekregen (vgl. HR 15 april 2005, nr. 40279, ECLI:NL:HR:2005:AT3985, BNB 2005/251). In dit geval geldt niet de bij toepassing van artikel 6:11 Awb te stellen eis dat het beroep zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is ingesteld. Het hof heeft dit miskend. Het beroepschrift is ingediend binnen zes weken na de datum waarop de gemachtigde een afschrift van de uitspraak onder ogen kreeg. Het beroep is dan ten onrechte vanwege termijnoverschrijding niet ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11