De gemachtigde van belanghebbende, X, maakt te laat bezwaar tegen een navorderingsaanslag IB/PVV 2010 met vergrijpboete en een aanslag IB/PVV 2011. In geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is, in het bijzonder als het gaat om het bezwaar tegen de boete.
Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt het standpunt van X dat een bezwaar tegen een vergrijpboete altijd ontvankelijk is. Dit standpunt vindt geen steun in het door X aangehaalde arrest HR 25 april 2008, nr. 43.871, BNB 2008/175. De Hoge Raad heeft in dit arrest geoordeeld dat bij een bezwaar tegen een boete de bewijslast van hetgeen een belanghebbende heeft gesteld om te onderbouwen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, niet op deze belanghebbende rust. In dit geval leidt dit echter niet tot het oordeel dat het bezwaar van X ontvankelijk is. De reden van de te late indiening van de bezwaarschriften, namelijk traag handelen van de adviseur, is duidelijk verwoord in de motivering van het beroepschrift in eerste aanleg. De inspecteur betwist deze reden niet, zodat van hem niet behoeft te worden verwacht dat hij bewijst dat dit niet waar is of dat er een andere reden ten grondslag heeft gelegen aan de te late indiening van de bezwaarschriften. Het is aan het hof om te beoordelen of de door X opgegeven reden een verschoonbare termijnoverschrijding oplevert. Het hof oordeelt dat dit niet het geval is omdat het trage handelen van de adviseur moet worden toegerekend aan X.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11