Belanghebbende, de heer X, en zijn echtgenote beschikken in 1994 over bankrekeningen bij KB Lux met een totaal saldo van f 123.046 (€ 55.835). In geschil zijn diverse navorderingsaanslagen, alsmede de verhogingen en vergrijpboetes (hierna samen: boetes) van 100%. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de schattingen op basis van de modelmatige berekening redelijk zijn en dat met redelijke voortvarendheid is nagevorderd. De Hoge Raad (6 april 2012, nr. 11/02224, V-N 2012/20.27.16) oordeelt dat na verwijzing aan de orde moet komen of het aan opzet van X is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Hof Amsterdam oordeelt dat X de rekeningen bewust heeft geopend in een land met een bankgeheim om de inkomsten en het vermogen buiten het zicht van de fiscus te houden. Het is dus aan zijn opzet te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Met uitzondering evenwel van 1990, 1991, 1997 tot en met 2000 (IB) en 1991, 1992 en 1995 tot en met 2000 (VB). De resterende boetes zijn in beginsel een passende en geboden sanctie voor de begane vergrijpen. Een vermindering van 20% is gerechtvaardigd, omdat de schatting tot stand is gekomen aan de hand van gegevens van derden en dat bij de schatting een grote onzekerheidsmarge in aanmerking is genomen. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn worden de boetes nog eens met 20% gematigd. X gaat weer in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het hof en de stukken van het geding geen aanwijzingen bevatten dat de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit met betrekking tot de boetes van 1992 (IB) en 1993 (VB) op andere wijze dan door middel van een bewijsvermoeden heeft geleverd, zoals bedoeld in onderdeel 3.8.5 van HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/32.7. Deze boetes moeten daarom geheel vervallen. Het beroep van X is voor het overige ongegrond. Met betrekking tot de boetes van 1993 tot en met 1996 (IB) en 1994 (VB) wordt daartoe onder meer opgemerkt dat het tegoed van X bij KB Lux op 31 januari 1994 meer was dan f 100.000 (€ 45.378) en dus is aan te merken als 'aanzienlijk', als bedoeld in onderdeel 3.5.1 van het arrest nr. 11/04152.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 23 juni