De Hoge Raad oordeelt dat van een vergissing als bedoeld in art. 220 lid 2 onderdeel b CDW geen sprake is bij een vergissing met betrekking tot één enkele aangifte die is gecontroleerd aan de hand van bescheiden.

Aan belanghebbende, X bv, is een uitnodiging tot betaling uitgereikt die betrekking heeft op elf aangiften voor het vrije verkeer van knoflooktenen. Niet in geschil is dat de knoflooktenen in de aangiften niet juist zijn ingedeeld. In geschil is of navordering achterwege moet blijven omdat de douaneautoriteiten een vergissing hebben begaan. Hof Amsterdam oordeelt dat de douaneautoriteiten zich ten aanzien van twee van de elf aangiften hebben vergist en vermindert de uitnodiging tot betaling.

De Hoge Raad oordeelt dat van een vergissing als bedoeld in art. 220 lid 2 onderdeel b CDW geen sprake is bij een vergissing met betrekking tot één enkele aangifte die is gecontroleerd aan de hand van bescheiden. Een dergelijke op zichzelf staande vergissing heeft voor een beroepsaangever als X bv niet tot gevolg dat voor daaropvolgende aangiften voor soortgelijke goederen met vrucht een beroep kan worden gedaan op art. 220 lid 2 letter b CDW. De door X bv voor het hof aangevoerde feiten en omstandigheden kunnen echter gezamenlijk wel een vergissing vormen als hiervoor bedoeld. Het hof heeft dit miskend. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv gegrond en verwijst de zaak.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen