Belanghebbende, X, is het niet eens met de beslissing van Rechtbank Noord-Holland om haar beroep wegens het ontbreken van de gronden niet-ontvankelijk te verklaren. Als de rechtbank het verzet van X bv ongegrond verklaart, stelt zij cassatieberoep in bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank na overschrijding van een per faxbericht gestelde fatale termijn geen niet-ontvankelijkverklaring mocht uitspreken. Een gerecht dat een fax gebruikt moet er rekening mee houden dat die wijze van communicatie van de geadresseerde vereist dat deze bijzondere maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat faxberichten dezelfde aandacht krijgen als brieven, in het bijzonder brieven van gerechtelijke instanties. Dit brengt mee dat een gerecht naar buiten het gebruik van de fax kenbaar maakt alvorens zich hiervan te bedienen (HR 7 december 2007, nr. 43.106, BNB 2008/155 en HR 12 april 2013, nr. 11/05101, V-N 2013/19.10). Aan deze eis is niet voldaan. Art. 2 lid 2 van de Procesregeling bestuursrecht 2010 (Stcrt. 2010, nr. 12031) noemt slechts de mogelijkheid van het gebruik van de fax, evenwel zonder vermelding van een beslissing dat, en in welke (categorieën) gevallen, daarvan gebruik zal worden gemaakt. Bij een zodanige mate van onzekerheid over het gebruik van de fax door de rechtbank kan van betrokkenen niet worden verlangd dat zij de genoemde bedoelde bijzondere maatregelen nemen. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X gegrond en verklaart het verzet alsnog gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:37
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Algemene wet bestuursrecht 6:5