Rechtbank-West-Brabant oordeelt dat er weliswaar enig verband is met de verkoop van de deelneming maar dat de verkoop ook zonder de bonus zou zijn doorgegaan.

Belanghebbende, X bv, is een holding met een 55%-belang in A bv. De heer B is vanaf 1994 commissaris van A bv en vanaf 1998 strategisch adviseur van X bv. X bv verkoopt in 2007 haar belang in A bv voor € 14 miljoen. In het kader van deze transactie woont B diverse besprekingen bij en informeert hij de ondernemingsraad over de verkoop. X bv keert in 2008 aan B een bonus uit van € 1,4 miljoen en brengt deze ten laste van haar winst. De inspecteur weigert de aftrek, aangezien de bonus zou behoren tot de (niet aftrekbare) deelnemingskosten. Rechtbank-West-Brabant oordeelt dat er weliswaar enig verband is met de verkoop maar dat de verkoop ook zonder de bonus zou zijn doorgegaan. Er is dus geen sprake van kosten die X bv moest maken om de door haar beoogde vervreemding van de deelneming te kunnen verwezenlijken. De bonus is dus aftrekbaar. Het gegeven dat de bonus aanzienlijk is, doet hier niet aan af. De inspecteur stelt ook vergeefs dat de kosten gedragen zouden moeten worden door A bv. B heeft namelijk als strategisch adviseur uitsluitend ondersteuning verleend aan X bv Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 12 augustus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen