Belanghebbende (X bv) dient haar btw-jaaraangifte voor het jaar 2007 op 21 maart 2008 in. Het betreft een nihilaangifte. Op 9 juni 2008 dient belanghebbende een suppletie-aangifte in. De inspecteur merkt de suppletie-aangifte aan als een bezwaar tegen de jaaraangifte. Hij verklaart het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat bij een nihilaangifte de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift ingaat op de laatste dag van tijdige betaling als belasting verschuldigd zou zijn geweest. In het geval van belanghebbende was de uiterste betaaldag 31 maart 2008 zodat de bezwaartermijn op 12 mei 2008 is geëindigd. De rechtbank verwerpt vervolgens de stelling van belanghebbende dat de suppletieaangifte moet worden aangemerkt als een aanvulling op het bezwaar van 21 maart 2008. Volgens belanghebbende is er namelijk sprake van een aanvulling omdat de aangifte niet is gevolgd door een aanslag of een (teruggaaf)beschikking (van nihil). De rechtbank oordeelt dat voor een aangiftebelasting als de btw kenmerkend is dat een positieve aanslag niet wordt geformaliseerd door een aanslag. Dit geldt volgens de rechtbank ook voor een nihilaangifte. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat het gesloten stelsel van rechtsbescherming niet uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid om tegen een btw-nihilaangifte een rechtsmiddel aan te wenden. Vervolgens stelt het hof vast dat belanghebbende per 31 maart 2008 binnen het wettelijke stelsel een bedrag van nihil als verschuldigde belasting op aangifte heeft voldaan. Volgens het hof is dit gelijk te stellen met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Hieraan doet volgens het hof niet af dat voor de betaling van het bedrag van nihil feitelijk geen handeling is verricht. Vervolgens stelt het hof vast dat de bezwaartermijn met 13 mei 2008 is geëindigd. Het bezwaar is dan ook te laat ingediend. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.