Hof Leeuwarden oordeelt dat D geen onderneming drijft en dat belanghebbende derhalve niet als ondernemer kan worden aangemerkt als bedoeld in art. 3.4 Wet IB 2001.

Belanghebbende (X) is commanditair vennoot van Vastgoedfonds D. Stichting F is beherend vennoot. Onder de Wet IB 1964 geeft belanghebbende zijn inkomsten uit zijn deelname in D aan als inkomsten uit vermogen. Nadat het bestuur van F is afgetreden, is belanghebbende benoemd tot voorzitter van het bestuur van F. In 2003 ontvangt belanghebbende € 5.000 voor zijn werkzaamheden voor F. In zijn IB-aangifte 2003 brengt belanghebbende de waardedaling op zijn participatie in D ten laste van zijn inkomen uit werk en woning. Volgens de inspecteur maakt de deelname echter deel uit van belanghebbendes inkomen uit sparen en beleggen.

Hof Leeuwarden oordeelt dat D geen onderneming drijft en dat belanghebbende derhalve niet als ondernemer kan worden aangemerkt als bedoeld in art. 3.4 Wet IB 2001. Het hof overweegt hierbij dat D slechts één pand verhuurt en dat zij het beheer van dit pand heeft uitbesteed. Volgens het hof is er ook geen sprake van meer dan normaal vermogensbeheer. Verder oordeelt het hof nog dat belanghebbendes beleggingsactiviteiten er ook niet toe leiden dat deze als een werkzaamheid moeten worden aangemerkt. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal ondernemingsrecht

Instantie: Hof Leeuwarden

Editie: 13 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen